Dwarse tong

Praten met mensen met afasie, nog maar kortgeleden ondervond ik hoe moeizaam en confronterend dit kan zijn. De ene dag heb je een normaal gesprek en de andere dag versta en begrijp je niets meer.

Mijn oom van 86 werd getroffen door een hersenbloeding. Een man met veel lichamelijke ongemakken die het vooral van zijn praatjes moest hebben; grapjes, plagerijtjes, mopperen en z’n liefde aan m’n tante verklaren. Ze waren afhankelijk van elkaar nu zij beginnende dementie had. Hij gaf de structuur van de dag aan, hielp herinneren wie wat had gezegd, wie van de kleinkinderen jarig was. Zij zorgde voor hem, haalde die dingen in huis die hij lekker vond en hoorde, vaak met geduld, zijn gemopper aan.

Ik heb het met regelmaat proberen te bespreken; wat als één van de twee wat krijgt waardoor samenzijn niet meer kan. ‘Ik blijf altijd voor haar zorgen’ zei hij dan! Niet willen of kunnen nadenken over dat hij dat niet meer kon.

En toen was het daar, een hersenbloeding, naar het ziekenhuis, zorgen over hoe hij de eerste dagen door zou komen, wat herstel, snel door naar een verpleeghuis voor revalidatie.

De eerste periode lukte het praten niet, de tong lag helemaal naar de zijkant en hij kon die, tot z’n grote ergernis, niet goed krijgen. Klanken, te hard of te zacht, meer was het niet. Juist nu wilde hij praten, aangeven hoe hij zich voelde, de zorgen die hij zich maakte om mijn tante, de angst die hij voelde. We zagen verdriet, moedeloosheid, woede en wanhoop.

Wij wisten ook niet precies hoe we op die onherkenbare klanken moesten reageren. Doen of we hem begrepen want hij raakte zo gefrustreerd als we dat niet deden? Alleen maar ja/nee vragen stellen wat ook z’n beperkingen heeft? Woorden voor hem invullen in de hoop dat het de juiste was? Steeds aangeven dat we hem niet begrepen, vragen om duidelijker te proberen spreken? Woorden met de juiste uitspraak herhalen?

In het verpleeghuis stonden ze allemaal voor hem klaar; verzorgenden, fysiotherapeut, logopedist en ergotherapeut. De klanken werden iets meer herkenbaar, de tong ging wat verder naar het midden en af en toe ontwaarde we een woord. Een weekje later weer wat vooruitgang, nog wat meer woorden en wij wendde aan de klanken, het volume wat zo wisselde.

Maar wat was hij moe, al die inspanningen die van hem werden gevraagd. Die beruchte longontsteking kwam er ook nog bij. Het hoefde niet meer voor hem en hij weigerde verder nog te eten of te drinken. Praten deed hij niet meer, woorden waren voor hem niet meer nodig. Hij had zijn leven afgesloten.